Nieuwsbrief 10


Wij zijn niet van de Hollandse luchten, meer van het Italiaanse licht. En dat licht is er ’s morgens vroeg heel plotseling en heel intens. Rond 6 uur komt het de slaapkamer binnen en het gaat de rest van de dag niet meer weg. Het is bij dageraad al duidelijk: dit wordt weer een prachtige dag.

Daar is de post! De kaart die vrienden ons 50 km verderop in Italië hebben toegestuurd is ook gearriveerd. Hij heeft er 12 dagen over gedaan. Dat is lang, maar soms komen kaarten juist heel snel. We hebben de indruk dat de post wordt opgespaard op het postkantoor. Pas als er genoeg is komt il postino langs. Of hij overhandigt ons de post persoonlijk als we toevallig op het postkantoor zijn.

De elektriciteitsrekening van ENEL betalen we op het postkantoor. Het kan ook via de website van ENEL, maar het is veel interessanter om het op het postkantoor te doen.
Het kantoor is al een uur open, en er hebben zich al veel mensen verzameld. Het zijn allemaal oudere mensen, zo te zien gepensioneerden die hun pensioen komen innen. Alle ogen zijn gericht op de postbeambte achter de balie die op zijn gemak voor ons onduidelijke handelingen verricht. Tergend langzaam verplaatst hij stapeltjes bankbiljetten van de ene kassa in de andere, zich zeer bewust van de ogen die op hem zijn gericht en de machtige positie waarin hij verkeert. Niemand lijkt zich te storen aan zijn trage bewegingen. Men ondergaat het wachten gelaten.

Traagheid is troef in Italië. En dat is mooi om naar te kijken. Na il pranzo, rond een uur of 4 ‘s middags vertonen de Italianen zich weer op straat en maakt men graag een passeggiata (wandelingetje). Dit gebeurt in slow motion. De Italiaan loopt zo langzaam, hij valt bijkans om.
Zulke staaltjes van traagheid zie je overal. Langzaam lopend, soms druk gebarend, beweegt de gemiddelde Italiaan zich voort. Het is een vorm van theater waar je als toeschouwer ook aan mee kunt doen.
En dat doen we dan ook. Ook al zijn we als Nederlanders meer gewend te struinen, toch proberen we het: het trage voortbewegen, piano, piano, (langzaam, langzaam) soms even stil staan, dan weer verder, centimeters tegelijk.
De hoofdstraat in het dorp is vrij lang, maar vergeleken met de Italianen hebben wij de weg in no-time afgelegd. We keren om en proberen het opnieuw. Nu inclusief wat armbewegingen. Het zal nog wat oefening vergen, maar we zijn vastbesloten het te leren.

Onze voortvarendheid is ook de Italianen niet ontgaan. Johan wordt vaak de uragano (orkaan) genoemd, en hij doet inderdaad weinig onder voor de wervelwind die hier soms huishoudt. ‘We gaan door, het werk moet af’, houdt hij de werklui regelmatig voor. Maar die hebben ook nog ander werk aan hun hoofd. Buurman Giovanni bijvoorbeeld is ook schapenboer en loodgieter Simone werkt ook nog bij de gemeente.
We moeten geduldig zijn. Om het te leren zeggen we regelmatig tegen elkaar wat ook de Italianen veel zeggen: Vediamo (we zien wel), è cosi (zo is het nou eenmaal) en piano piano (langzaam aan).