Nieuwsbrief 15


We hebben niet veel kasten dus kopen we een grote kast. In de winkel leek hij niet zo groot, maar in de kleine slaapkamer lijkt het ding enorm. Tjonge, wat een kast. We zijn er stil van, en dat is buurvrouw Michela ook als ze hem ziet. Klein als ze is, past ze er 2 keer in de hoogte in, en 6 keer in de breedte.
Ze reikt haar hals en kijkt naar de bovenste plank. Ik hoor haar denken: hoe kom je in hemelsnaam bij die plank?
Daarvoor gebruiken we een keukentrap. Op de plank deponeren we de dingen die we hier niet of nauwelijks nodig hebben: dekens en dekbedden, wollen sjaals en wanten, en een hele verzameling paraplu’s. We dopen de kast het Holland House, vanwege z’n grote afmeting en Hollandse inhoud.

Van Giorgia’s mamma krijg ik verse basilicum. Als ware het kostbare juwelen zo plaatst ze de groene blaadjes op een vel aluminium folie. Zorgvuldig vouwt ze de folie dicht en plaatst het pakketje voorzichtig in mijn boodschappentas. Onder de indruk van zoveel eer voor de basilicum plaats ik het pakketje bij thuiskomt al even behoedzaam in de koelkast. Het krijgt een ereplek, bovenin, op ooghoogte. Naast het restant van de aardappels die we al eerder kregen en waarvan er nog slechts een stuk of 8 over zijn, zo graag eten we ze.

Italianen hebben een fascinatie voor eten. Zoveel is duidelijk. Leg je je oor te luister in een restaurant dan blijkt voedsel (naast voetbal) een favoriet gespreksonderwerp. Als de werklui rond half 1 bij ons vertrekken dan wensen we elkaar een buon pranzo (een smakelijke lunch). Na il pranzo wordt over en weer besproken wat men gegeten heeft. En is Michela ‘s middags bij mij voor de conversatieles dan belt haar man steevast om te vertellen wat hij gegeten heeft. Die maaltijd wordt dan weer uitvoerig met mij besproken. Zoals de Engelsen kunnen uitweiden over het weer, zo kunnen de Italianen uitweiden over het eten.

Gesprekken over het eten leiden er ook vaak toe dat het betreffende gerecht of product de volgende dag bij ons aan de deur worden afgeleverd. Zo bevat onze vriezer inmiddels een kleine kinderboerderij aan beesten: twee konijnen, een kip, een haan, een dik stuk schaap en een half lam. Alles gekregen (of gekocht) toen we nog geen keuken hadden maar al wel een vrieskast.
Aan de meeste beesten zitten de koppen en staarten nog aan en de ingewanden nog in. Zelfs de haan beschikt nog over zijn poten en zijn kam. En bij opening van de vrieskast kijkt het konijn me, bijna beschuldigend, met grote ogen aan. Tjonge. Al die lijken in de kast gaan je niet in de koude kleren zitten. Misschien hebben vegetariërs toch een punt.